1.2.5.3 Actuele ontwikkelingen

Besluit Begroting en Verantwoording
Het is wettelijk vastgelegd dat gemeenten, provincies en waterschappen jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moeten opstellen. Voor gemeenten en provincies is de regelgeving hieromtrent vastgelegd in het Besluit begroting en verantwoording (BBV).Op 5 maart 2016 is het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) veranderd. Dat had grote gevolgen voor de verantwoording van het resultaat van de grondexploitaties. We hebben deze nieuwe regels opgenomen in het aangepaste ‘Uitvoeringskader Grondbedrijf 2017’. Vanaf de jaarrekening 2016 wordt al helemaal volgens de aangepaste regels gewerkt.

In december 2017 is een nieuwe reeks vragen en antwoorden gepubliceerd door de commissie BBV. Eén van deze vragen gaat over de toepassing van de Percentage Of Completion (POC) methode voor tussentijds winstnemen op grondexploitaties. De commissie geeft bij het antwoord een nadere duiding van de toepassing van deze POC-methode. Deze nadere duiding heeft een groot effect op onze methode van tussentijdse winstneming. Tot nu toe pasten wij deze methode toe door de positieve boekwaarde in een project te verminderen met de nog te realiseren kosten. Was het resultaat positief, dan kon er tussentijds winst worden genomen. De duiding van de commissie BBV houdt echter in dat het percentage gerealiseerde kosten vermenigvuldigd dient te worden met het percentage gerealiseerde opbrengsten. De uitkomst hiervan wordt vermenigvuldigd met de geraamde winst in een project. Het resultaat dient als winst te worden genomen. Dit heeft voor ons Grondbedrijf als consequentie dat er bij deze jaarrekening zo’n € 14 miljoen meer aan winst dient te worden genomen. Op de winstneming mag een correctie worden toegepast waarin onzekerheden worden uitgedrukt. Wij hebben deze mogelijkheid in onze aangepaste methodiek verwerkt door het meerdere, wat aan winst moet worden genomen (€ 14 miljoen), als project overstijgend risico in ons gewenste weerstandsvermogen op te nemen. In het Uitvoeringskader Grondbedrijf, waar onze regelgeving is neergelegd, wordt het punt van winstneming aangepast.

Vennootschapsbelasting
Vanaf 1 januari 2016 geldt voor gemeenten de vennootschapsbelastingplicht door de inwerkingtreding van de Wet modernisering Vennootschapsbelastingplicht. Daarvoor is het belangrijk om te weten of er bij ons Grondbedrijf sprake is van ‘het behalen een (geobjectiveerd) winststreven (voordelen worden beoogd of structurele overschotten worden behaald) en daarmee sprake van het drijven van een onderneming’. Want dan is het Grondbedrijf verplicht vennootschapsbelasting te betalen. Om die vraag te kunnen beantwoorden heeft het SVLO (Samenwerkingsverband Vennootschapsbelasting Lokale Overheden) op 6 november 2015 de handreiking ’Vennootschapsbelasting en het gemeentelijk grondbedrijf’ uitgebracht inclusief bijbehorende quickscan.

Op 16 juni 2017 heeft het SVLO een Post QuickScan VPP uitgebracht. Dit, omdat er in de praktijk een groot aantal vragen bestonden over o.a. de rentetoerekening.  Samengevat komt het erop neer dat in tegenstelling tot de QuickScan in de post Quick Scan wel de werkelijk betaalde rente over het aandeel vreemd vermogen in het onderzoek wordt betrokken.

Fiscaal toerekenbare rente
Voor het bepalen van de fiscaal toerekenbare rente is het van belang om een onderscheid te maken in:

  1. De Periode: -  al betaalde rente in het ‘verleden’ en de nog te betalen rente in de ‘toekomst’
  2. Het Soort financiering: - ‘totaalfinanciering’ versus ‘projectfinanciering’. Binnen de gemeente Apeldoorn kennen wij geen projectfinanciering.


Schematisch kan de fiscaal toerekenbare rente als volgt worden ingedeeld, waarbij binnen de kwadranten de aandachtspunten zijn benoemd:

Betaalde rente (‘verleden’)

Te betalen rente (‘toekomst’)

Totaalfinanciering

  • Allocatie EV/VV
  • Toerekenbare rente
  • Rente% ‘concern’
  • Grondslag (omslagrente, grondbedrijf vreemde activiteiten, kapitaalstortingen en onttrekkingen)
  • Rente% ‘concern’
  • Grondslag (stand Onderhanden werk, rente)

Volgens de Post Quickscan laat het Grondbedrijf een geringer, maar nog altijd negatief resultaat zien en is daarmee vooralsnog een indicatie dat de grondbedrijf activiteiten binnen de gemeente Apeldoorn (nog) niet onderhevig worden aan de heffing van vennootschapsbelasting. Uiteraard wordt dit ieder jaar opnieuw bepaald.

Grondbedrijf in transitie – Waardegerichte ontwikkeling
Aanleiding
Het Grondbedrijf van de gemeente Apeldoorn wordt afgebouwd. Er worden alleen nog gronden en/of opstallen aangekocht wanneer dit van significant maatschappelijk of financieel belang wordt geacht. Daarbij is met de vaststelling van de NIEGG koersbepaling in maart 2015 door de raad besloten zoveel mogelijk objecten vanuit de portefeuille Overige Gronden te verkopen en dus niet meer te herontwikkelen. Daarnaast zien we een veranderende maatschappelijke context en nieuwe wet- en regelgeving die eraan zit te komen (Omgevingswet). Tot slot zien we om ons heen dat duurzaamheid steeds meer een item binnen het Grondbedrijf aan het worden is. Al met al genoeg redenen om na te gaan denken over de rol van het Grondbedrijf in de toekomst binnen de gemeente Apeldoorn.

Te doen
Momenteel worden een tweetal notities voorbereid. De eerste gaat over de rol van het Grondbedrijf en de gewenste rol in de toekomst. We willen toe naar een situationeel grondbeleid. Dit is een grondbeleid waarbij per situatie wordt bekeken welke rol van de gemeente het beste past bij de betreffende ontwikkeling. Soms willen we sterk sturend kunnen optreden om bepaalde maatschappelijke doelen te kunnen bereiken, soms kunnen we meer achterover leunen en een ontwikkeling aan de markt overlaten. Ook wordt ingegaan op aspecten van duurzaamheid:
Een tweede notitie gaat over de herijking van de NIEGG Koersbepaling uit 2015. Hieruit blijkt dat we meer dan de helft van de verkoopopgave die in de oorspronkelijke Koersbepaling is neergelegd, is gerealiseerd. De herijking gaat over het kijken naar de gekozen strategie per complex en of deze strategie nog de juiste is. Ook wordt gekeken of gronden in deze portefeuille kunnen worden aangewend voor duurzame initiatieven. Naar verwachting worden beide nota’s tezamen in de tweede helft van 2018 aan de raad voorgelegd.